Hoeve Zorg en Genot



Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt is Oebele Kooistra in militaire dienst en gelegerd bij de Wonsstelling te Makkum.

Na de nederlaag worden de soldaten krijgsgevangen gemaakt en afgevoerd naar Duitsland. Na een zestal weken komen ze vrij en vertrekt Kooistra naar huis. Als agrariër is hij nodig voor de voedselvoorziening. Thuisgekomen neemt hij zich voor de Duitse bezetter afbreuk te doen. En zo komen, met name via het kerkelijk netwerk de mensen die hulp nodig hebben bij hem en zijn vrouw Rinskje terecht. In de kamer hangt de spreuk: “verberg de verdrevenen en meld de omzwervenden niet.” (Jesaja 16:3)

Het herbergen van al die onderduikers van verschillende afkomst, is niet altijd gemakkelijk. De familie Kooistra , lid van de Gereformeerde Kerk, stopt zijn geloof niet onder de korenmaat. Als Kooistra uit het Nieuwe Testament leest, lopen de joodse onderduikers de kamer uit, maar roept Kooistra hen terug. Eén van de onderduikers, Maarten van Duyn, is in 2014 teruggeweest op dit onderduikadres en heeft in een gesprek met een aantal kinderen van de familie Kooistra ( tijdens de bezettingsjaren nog jong) het één en ander verteld over zijn verblijf op “ Hoeve Zorg en Genot”. Samen met zijn vriendin Dirkje zijn ze ondergedoken in Burdaard. Na een overval van de Duitsers op hun onderduikadres, vluchten ze in 1944 hals over kop naar deze boerderij. Als oud militair , is Maarten een welkome aanvulling voor de KP, die hier ook huist. Dirkje doet koerierswerk.

Samen met de andere KP leden en een aantal “losse” onderduikers vragen ze het uiterste van de huishouding van de familie Kooistra. Rinske Kooistra zorgt prima voor de grote huishouding, die soms wel uit een kleine twintig mensen bestaat. Van Duyn herinnert zich nog, de kinderen overigens ook, de grote hoeveelheden aardappels die geschild moesten worden en dat er in verschillende kamers gegeten moet worden.

Elke morgen om 8.30 uur trekt de KP naar de boerderij van de familie Breeuwsma op de Geasten 7. In de grote schuur worden lichamelijke oefeningen gehouden en krijgen de leden judoles, om ze weerbaar te maken voor het verzetswerk in de omgeving. Zijn ze klaar met die oefeningen, is de kans groot dat ze voor Kooistra werkzaamheden verrichten op het land of bij de boerderij. De wapens worden verstopt op de zolder van van de bedsteden en de paardenstal. ‘s Nachts slapen de onderduikers in het hooivak in de schuur. Via een luik in één van de bedsteden kan men het hol in het hooivak bereiken. Men gebruikt voor het hol de naam “Daniёl”. Men voelt zich als Daniёl in de leeuwenkuil. Met zeven a acht mensen bevolkt men het hol.

Als op 21 november 1944 de familie R. de Vries op de “le Gauke” in Opeinde overvallen wordt en er een bloedbad wordt aangericht, melden de overlevenden zich op de Geasten 8. Men overweegt de KP in te zetten, maar besluit de hoeve te verlaten. Het wordt te gevaarlijk. De kinderen van de familie Kooistra zijn inmiddels ondergebracht bij plaatsgenoten, o.a. de familie Douwe de Vries op het West.

Na afloop van de oorlog vertrekken de gasten. Nog jarenlang zijn er kontakten over en weer. Het verhaal op dit informatiepaneel op de zuil en op deze site zorgen er voor dat het verhaal niet vergeten wordt.

De bewoningsgeschiedenis van dit pand op de Geasten8 (A 108) is als volgt.

1908. Fa. Wieger Kooistra

1923. Fa. Nicolaas Ritsma

1933. Fa. Romke van der Wal

1934. Fa. Oebele Kooistra

1963. Fa Hendrik Baas

1968. Fa. Henrik J. Baas

1968. Fa. Booi

1971. Fa Jan C. Munnik

1983. Fa. Gerardus Borsboom.

1986. Fa. Arjen Bosgraaf

Achtereenvolgens inwonend: Nicolaas Ritsma

: Anna Veenstra 1948-1949

: Antje van Kammen 1953

: Jochum Kooistra 1959

: Grietje Kooistra 1963